Vakanties

Italie


Tijdens een paar visites van en bij de redactiechauffeur Willem Bont en zijn vrouw Rietje kwamen natuurlijk ook de vakantieplannen ter sprake. Na wat heen en weer gepraat kwamen we tot de afspraak om samen in Italië te gaan kamperen. Willem kon van een familielid tegen een redelijke vergoeding een Ford V8 meekrijgen. Volgens Willem, die er als ervaren chauffeur wel kijk op had, konden we daar met vier volwassene, vier kinderen en kampeerspullen gemakkelijk in. Nu het besluit eenmaal genomen was spraken we bijna over niets anders meer. De voorbereidende werkzaam heden werden verdeeld. Wilem zou natuurlijk het vervoer verzorgen en met mij de route en de financiën regelen, Stien en Rietje namen de proviand voor hun rekening. Dat was een vrij lastige zaak want onze kennis van de Italiaanse keuken was in tegenstelling tot wat wij er nu van weten, nihil. Ze besloten voor alle zekerheid eten in blik mee te nemen. Rietje maakten er ons op attent dat er in de Bijenkorf ingeblikt chinees eten van Koen Visser te koop was. Dat leek ons wel wat. Natuurlijk moesten we ook aardappelen meenemen. Tom was ook enthousiast en met de kaart op tafel hebben we verschillende trajecten afgelegd. De voorpret was groot. Het eerste weekend in de school- vakantie vertrokken we vroeg in de ochtend richting Duitsland. Onze eerste nacht zouden we op een camping bij Karlsrühe doorbrengen. Het weer was goed en de stemming ook. Tom kon het aardig goed vinden met de zonen Willie en Jopie Bont die Niels heel aardig tegemoet traden. Vroeg in de avond bereikten we ons einddoel van die dag. Willem en ik gingen met hulp van de jongens de tenten opzetten en de beide vrouwen gingen de maaltijd verzorgen. Op de goed geoutilleerde camping waren in een speciale ruimte een flink aantal butagasstellen geïnstalleerd die men door er een mark in te gooien een flinke tijd kon gebruiken. De animo was groot en Stien en Rietje moesten wel even wachten voor ze aan de gang konden gaan maar eenmaal aan de beurt ging het snel. De tenten stonden nog maar net of we konden de eerste Koen Visser maaltijd naar binnen werken. He viel ons een beetje tegen maar honger maakt rauwe bonen zoet. We gingen vrij snel na het eten naar bed om de volgende ochtend zo vroeg mogelijk onze reis voort te zetten. Het afbreken van de tenten en het inpakken verliep vrij snel en goed gemutst gingen we op weg. Tot aan de Gotthardt ging alles goed maar daar liepen we een ernstige vertraging op. We kwamen in een enorme file terecht. De zwaar beladen auto, die we inmiddels Freek gedoopt hadden, had wat moeite met het zeer langzame tempo waarmee we omhoog gingen en het koelwater begon te koken. Dat betekende dat we aan de kant moesten om de motor af te laten koelen. Gelukkige stonden we dicht bij een inham waar ook een klein stroompje langs liep zodat we, nadat het koelwater wat afgekoeld was, de radiateur bij konden bijvullen. Deze ceremonie moesten we voordat we over de top heen waren nog enige malen herhalen. Daarna ging alles van een leiendakje. Het tijdverlies zorgde er echter wel voor dat we laat in de avond een overnachtingsplek moesten zoeken. Campings waren er niet te vinden en na veel wikken en wegen besloten we op een alpenwei de tenten neer te zetten. We hebben niet zo goed geslapen die nacht want we waren toch een beetje angstig. Zodra het daglicht werd stonden we op en na haastig een boterham naar binnen te hebben gewerkt wilde we in auto stappen toen we door een vrouw die met een geit de berg afkwam geroepen werden. We bleven staan en vroegen ons af wat ze van ons wilde. Zodra ze bij ons was probeerde ze ons in een met veel armgezwaai onder- strepend dialect iets duidelijk te maken. We begrepen er niets van. Toen ze wijzend op het gras en haar geit eet bewegingen maakten en daarbij haar hoofd schudden ging er bij ons een lichtje branden. We hadden het eten van de beesten vernietigd. Dat betekende volgens ons maar een ding, ze wilde geld zien. Willem stopte wat geld in haar handen en we vertrokken.

In Italië aangekomen reden we, nadat we de kaart geconsulteerd hadden, richting Lago di Orta een klein meer westelijk van het Lago Maggiore. Dat laatste meer vermeden we omdat we het te toeristisch vonden en het wel heel druk zou zijn. Onze keus bleek een goede te zijn want toen we bij Omegna het meer bereikten waren we er direct weg van. Na informatie bleek dat er alleen in het stadje Orta een camping was. We gingen op weg genietend van de rust en het uitzicht. Toen we een aan het meer gelegen boomgaard met een paar huizen passeerden, stopte Willem en vroeg: ”zullen we vragen of we hier mogen staan”. De vrouwen keken wat benauwd, zomaar bij vreemde mensen aan te kloppen leek hen niet zo. Je kon nooit weten wat voor mensen het waren. Na wat heen en weer gepraat gingen ze overstag. Vragen kon altijd maar of ze bleven zouden ze pas beslissen als ze de mensen die er woonden gezien hadden. Op een parkeerplaats voor een winkeltje dat tegenover de twee huizen stond konden we de auto kwijt. We hadden de wagen nog niet neergezet of de gezette winkelierster kwam naar buitenom te vragen wat we wilden. Met behulp van een paar zinnen die we in de weken voor ons vertrek van een Linquaphone cursus hadden opgepikt, maakten we onze bedoelingen duidelijk. De vrouw begreep vrij snel wat we vroegen en legden ons uit dat ze met haar familie in het linker huis aan de overkant woonden en dat de boomgaard van haar was. Ze trok de winkeldeur dicht en gebaarde ons met haar mee te gaan. Ze ging het huis binnen en riep luid om Francesca die naar haar toekwam en er ontstond een in rap Italiaans een gesprek waar wij niet veel van verstonden. Na een paar minuten waarin het ons leek of ze ruzie hadden, zagen we de dochter knikken ze kwam naar ons toe gaf ons een hand en nodigden ons uit om de wat lager gelegen boomgaard in te gaan. Toen we onder de fruitbomen stonden voelden we ons in het paradijs. Een grote vijgenboom zat vol met rijpen vruchten en de appel en peren bomen waren druk bezig sappig fruit te vormen. Langs het meer liep een laag natuurstenen muurtje en het gras was mals en prachtig groen. We aarzelden niet. Unaniem besloten we dat als we drinkwater konden krijgen en we gebruik van het toilet mochten maken het een ideale plek was. Francesca nam ons mee naar de achterkant van het huis waar naast een garage annex werkplaats een kraan zat en waar ook een schone wc aanwezig was. Niets stond ons meer in de weg en we zeiden dat we graag een paar dagen op hun terrein onze tenten wilde opslaan. Ons vervoermiddel konden we achter het huis zetten zodat we niet al te ver met de bagage hoefden te lopen. In het winkeltje konden we alles wat we nodig hadden voor lunch en avondmaal kopen. Koen Visser bleef ongeopend staan en met tomaten, uien, ham, knoflook en pasta werd een heerlijk maal gebrouwen. Behalve de eigenaars de familie Trimboli, woonden er ook de douaneambtenaar Bernadotti met vrouw en kind en een loensende man, waarvan ik de naam vergeten ben, met zijn vrouw in een van de huizen. Nieuwsgierig naar de buitenlanders op het terrein kwamen zij na de maaltijd alleen of met ze tweeën kennis maken. Onze vraag waar de vrouw des huizes bleef werd beantwoord met: o, monumenta nazionale, die kan niet naar beneden komen want dan kan ze niet meer naar boven lopen. Het werd gezellig met het woordenboek in hand konden we aardig communiceren. Door de visite werd nog een glaasje grappa aangeboden waarna de zitting werd opgeheven en we in onze slaapzakken kropen.

 

De volgende ochtend werd ik gewekt door een stralende zon ik kroop de tent uit en genoot enkele ogenblikken van de frisse lucht en het uitzicht. Het water zag er zo uitnodigend uit dat ik er zonder aarzelen indook om de ochtendwasbeurt uit te voeren. De een na de ander kwam te voorschijn om mijn voorbeeld te volgen. Tijdens het ontbijt kwam de vraag naar voren wat we die dag zouden doen een punt was zeker we wilde ons na de toch wel wat vermoeiende reis niet te veel inspannen. De naaste omgeving verkennen leek ons een aangename tijdsbesteding. Zo gezegd zo gedaan en met een rustig gangetje reden we langs het meer. In stadje Orta deden we nog wat boodschappen en dronken we op een terras een kopje koffie. We vervolgden de tocht en vonden een mogelijkheid om via de overkant van het meer terug naar onze plek te rijden. Na de lunch van brood en Italiaanse kaas hielden we een korte siësta om daarna met de jongens in het meer wat te zwemmen en te stoeien. Na de maaltijd kwamen een paar bewoners van de huizen weer een uurtje buurten. Door deze visites die ieder dag herhaald werden, leerden we aardig wat Italiaanse woorden. De rest van de vakantie hebben we daar veel plezier van gehad. Tijdens de week in Orta hebben we naast wat tochtjes in de omgeving ook nog bezoek gebracht aan de in Gorgonzola woonde zuster van Wim Bont. Zij was een paar jaar eerder met een Italiaanse gastarbeider die bij de NDSM in Amsterdam noord werkte getrouwd en na de geboorte van hun eerste kind naar Italië verhuist. Het was een leuke dag. We kregen een gastvrij onthaal waar het diner het hoogtepunt van was. De dag erna begonnen we met het afbreken van onze behuizing want we wilden nog een aantal dagen in Zwitserland doorbrengen. Het afscheid van de familie Trimboli en de andere bewoners was hartverwarmend ze lieten ons node gaan en we moesten beloven om nog eens wat van ons te laten horen en weer terug te komen. Dat deden we en met veel gezwaai en arividercie geroep vertrokken we naar het noorden.

De reis begon voorspoedig maar op de autostrada bij Milaan sloeg het noodlot toe. Geheel onverwacht klonk er wat gekraak de snelheid verminderde en even later was er geen verwikken of verwegen in ‘Freek’ te krijgen. Wim die achter het stuur zat had nog kans gezien om de wagen in de berm te zetten zodat we het doorgaande verkeer niet hinderden. De conclusie van Wim nadat hij onder de motorkap en onder de auto gekeken was dat er iets met de cilinders was. Volgens hem moest de Italiaanse wegenwacht gebeld worden. Een geluk bij het ongeluk was dat er op een kleine honderd meter van onze rampplek een telefooncel stond. Wim, die door contact met zijn zwager wat meer thuis was in het Italiaans, belde en kreeg voor elkaar dat binnen het half uur er een auto met monteur verscheen. De man bevestigde Wim zijn conclusie en zei dat er vermoedelijk een drijfstang was gebroken die door het charter was geslagen. Hij belde de dichtstbijzijnde garage die vrij snel met een kraanwagen ter plaatse was. De thuisbasis van de firma was slechts een paar kilometer verder op en al vlug stond de door ons uitgepakte auto op de brug. Zittend op onze kampeerstoeltjes die we op het erf hadden neergezet wachten we vol spanning het onderzoek af. Vrij snel kwamen de hoofden van de baas en zijn monteur onder de motorkap vandaan er volgde een in rad Italiaans gevoerde discussie waarna de baas hoofdschuddend en met een sombere blik in zijn ogen bij ons kwam staan en in zijn landstaal de situatie aan ons trachtte uit te leggen. Het enige wat we verstonden was het regelmatig in zijn betoog terugkerende ‘makina nationale’ (Italiaanse auto) waarbij hij dan steeds ja knikte waarna hij op Ford wees en een negatieve hoofdbeweging maakte. Na veel pantomimeachtige bewegingen begrepen we dat ons vervoer middel wel gereparrerd worden maar dat wel een aantal dagen zou duren voor ze er aan konden beginnen want de benodigde onderdelen waren niet in voorraad en moesten uit in Zwitserland komen. Er moest natuurlijk gerepareerd worden maar waar moesten wij de wachttijd doorbrengen. In de buurt van het dorp was geen camping. De eigenaar van de garage die onze discussie had trachten te volgen maar er weinig van verstaan had maar wel had begrepen waarom het ging bood aan ons met onze kampeeruitrusting naar het niet zo ver gelegen Stresa aan het Lago Magiore te brengen waar aan het meer een grote camping was. Gretig namen we het aanbod aan en een anderhalf uur later stonden we bij de receptie van het kampeerterrein. De chauffeur deed het woord en het resultaat was dat we een plekje mochten zoeken. De chauffeur nam afscheid met de belofte dat wij, zodra de auto klaar was, gebeld zouden worden. Aan de rand van het meer vonden we een leuk plekje en toen de tenten waren opgezet kwamen we tot de conclusie dat we ondanks onze ellende het niet zo slecht getroffen hadden. De jongens vonden het reusachtig maar de vier volwassene hadden toch wel zorgen. Die golden voornamelijk onze financiële toestand. Ons ‘kapitaal’ werd geteld een schatting van de reparatie kosten en ons verblijf gemaakt. Toen we het saldo zagen waar we ons levensonderhoud van moesten betalen, keken we elkaar bedenkelijk aan. We hadden nog een reserve maar die moest bewaard worden voor als de reparatie kosten zouden tegenvallen en hoger zouden zijn dan we geschat hadden. De nog resterende blikken ‘Koen Visser’ die we, zoals nu bleek gelukkig, niet hadden weggegooid brachten uitkomst. Het gevolg was wel dat tegen dat er ’s avonds gegeten moest worden er weinig animo was om aan tafel te gaan, maar ja nood breekt wetten. De dagen die volgden brachten we door met zwemmen en klein wandelingen in de omgeving. Het weer werkte mee want de zon stond ieder dag hoog aan de hemel. Het werd wel steeds drukker op het terrein en op een middag toen we terug kwamen van een wandeling bleken we buren te hebben gekregen. Niet dat het erg was maar ze hadden hun tent wel wat dicht bij ons onderkomen gezet. Hun tentlijnen kruiste de onze en de ruimte tussen het doek van de beide tenten was zo’n centimeter of tien. Er was niemand te zien dus we konden er niets van zeggen. We lagen al in bed en waren in onze eerste slaap toen we door gelach en hard gepraat gewekt werden. Onze buren waren gearriveerd en aan de stemmen te horen waren het een stel Duits sprekende jongens. We besloten niets te doen en na een onrustige nacht ontwaakte we vroeg in de ochtend. Na overleg met Wim en Rietje, die ook niet rustig hadden geslapen, besloten we te wachten tot de rumoerige bewoners naar buiten zouden komen om ze te verzoeken een andere plaats te zoeken. Het waren langslapers ze moesten kennelijk hun verloren nachtrust in halen. We wilden niet bij de tent blijven hangen en gingen de benen strekken. We waren van plan om bij onze terugkomst de jongelui aan te spreken. Het was niet meer nodig want we waren net gearriveerd toen een wat oudere man ons in het Engels aansprak. Hij stelde zich voor en het bleek dat we te doen hadden met een Duitser die met zijn tent enige plaatsen verder stond. Hij had zich aan het gedrag van zijn landgenoten geërgerd en hen daarover aangesproken. Hij maakte excuses en vertelde ons dat de jongelui verder op de dag zouden vertrekken. We schudden handen en bedankte hem. Van de luidruchtige buren hebben we geen last meer gehad. Inmiddels was het al donderdag geworden en hadden nog niets over de auto gehoord. De dag vorderde en tegen het eind van de middag gingen Wim en ik naar de receptie om op te gaan bellen. Zodra we aan de balie verteld hadden wie we waren en wat we wilden, greep de baliemedewerker in een vak achter hem, haalde er een papier uit las het en vroeg in het Engels of wij de familie Bont waren. Wim liet hem zijn paspoort zien en we kregen te horen dat de garagebaas een kwartier geleden gebeld had om te vertellen dat ze de volgende ochtend tussen negen en tien auto zouden komen brengen. Opgetogen liepen we terug naar de tent waar onze vrouwen in spanning zaten te wachten. Ook die sprongen een gat in de lucht. De jongens die zich in het water bevonden waren minder enthousiast want het betekende dat we de volgende dag op huis aan zouden gaan en daar hadden ze helemaal geen zin in. Naar huis betekende dat de school en andere plichten angstig dicht bij kwamen. De rest van de dag besteden we aan het inpakken van de dingen die we niet meer nodig zouden hebben. Die avond hebben we ‘Koen Visser’ – Koen Visser gelaten en hebben bij de snackbar wat te eten gehaald. Liever hadden we ons verblijf afgesloten met een feestmaal in het restaurant maar we mochten, gezien de te verwachtte hoge reparatierekening, niet te veel uitgeven. Een extra glaasje wijn kon er echter nog wel af. De wegenkaarten werden gepakt om onze terugreis voor te bereiden. Voor het naar bed gaan pakten we alvast wat spullen in. De volgende ochtend waren we vroeg uit de veren. Met een laatste duik namen we afscheid van het meer. Alles wat kon werd ingepakt. De tenten lieten we staan want je kon nooit weten. Was de auto er dan was de boel gauw genoeg opgebroken. Tegen negenen liepen Wim en ik naar de ingang van het park want we wilden op tijd zijn. Op een bank bij de ingang streken we neer en keken vol verwachting in de richting vanwaar ons vervoermiddel moest komen. Tegen halftien zagen we iets dat er op leek en even later stond ‘Freek’ keurig gepoetst voor ons. De baas zelf stapte uit maakten ons duidelijk dat de wagen weer prima was en gaf de rekening aan Wim. Ik brandde van nieuwsgierigheid en keek mee een blik op het eindbedrag was voldoende om met een verbaasde blik Wim aan te kijken die met een ongelofelijke blik in zijn ogen, op de rekening wijzend aan de man vroeg is dit het waarna deze instemmend knikte. Mijn collega pakte snel zijn portefeuille en betaalde het bedrag dat enige honderden guldens lager was dan waar we op hadden gerekend. Onze ‘weldoener’ gaf Wim de sleutel en stapte zelf aan de andere kant in en wees naar de kant waar hij vandaan gekomen was. Met de rekening in mijn hand liep ik op een holletje naar de beide vrouwen die gespannen onze terugkomst zaten af te wachten. Ze konden kennelijk aan mijn hele houding zien dat ik met een goed bericht kwam want nog voor ik ze bereikt had riepen ze: het valt mee hè. Wat waren we blij en de koffie die ze tijdens onze afwezigheid gezet hadden, smaakte als een godendrank. Gesterkt en opgewekt begonnen met het afbreken van de tenten want we wilden zodra Wim terug was onze reis voortzetten. We konden, gezien onze financiële meevaller ons oorspronkelijk plan uitvoeren en via Frankrijk naar huis rijden. Aan de hand van de wegenkaarten hadden we uitgerekend dat als we om een uur of elf zouden vertrekken we dezelfde dag nog in Frankrijk konden overnachten. Wim was vrij snel weer terug en nog voor elven waren we op weg naar de St Bernard pas. De auto hield zich goed en alles leek voorspoedig te gaan verlopen.

Op weg naar de top van de pas begon ‘Freek’ te protesteren. We waren de slag- boom van de Italiaanse douane een paar honderd meter gepasseerd toen op een sterk stijgend stuk de auto zei dat is me te gortig en er mee stopte en zachtjes achteruit begon te rijden. Wim trapte onmiddellijk op de rem en trok de handrem stevig aan. Hij stuurde zijn zoon Jopie eropuit om een grote kei te zoeken en die als extra beveiliging achter het rechter achterwiel te leggen. Wat te doen we begrepen er niet veel van want de motor liep en op de heenweg hadden we geen enkele last gehad. Er was maar een reden de auto was te zwaar geladen voor de sterk stijgende helling. Wim wist maar een oplossing langzaam achteruit rijden en met een aanloop het nog eens proberen. Zo gezegd zo gedaan de douane die bij de slagboom stond schreeuwde naar zijn collega’s en deed als een haas de slagboom omhoog. Op een vlakstuk voor het douanekantoor kwam de auto tot stilstand. De beambten kwamen kijken en Wim maakte duidelijk wat er aan de hand was.en wees dat hij weer omhoog zou gaan. Hij gaf vol gas en ‘Freek’ reed voorbij de plek waar hij het de eerste keer had opgegeven maar had toen kennelijk al zijn krachten verspild en stopte. Jopie die met de steen op zijn schoot bij de deur zat sprong eruit en plaatste de extra rem weer achter het wiel. Langzaam gingen we weer achterwaarts naar beneden. Zodra de douane ons zag aankomen begonnen ze met de auto’s die aan kwamen rijden naar de kant te dirigeren. Op dezelfde plek stopten we en begonnen aan een nieuwe poging en weer kwamen we wat verder. De manoeuvre werd nog een keer herhaald en tot ons geluk reed de auto langzaam maar zeker naar de top waar de Franse douane post gevestigd was. Hun Italiaanse collega’s hadden hen kennelijk elektronisch op de hoogte gesteld want toen we aankwamen werden we met veel armgezwaai door gestuurd. We zwaaiden terug en haalde verlicht adem. In normaal tempo kwamen we beneden en vervolgde onze weg naar Annecy waar we aan het meer de nacht wilde door brengen. Enige honderden meters voor het meer zagen we een plek waar een bord Gemeentelijke Camping bij stond. Het was een fraaie plek met een fantastisch uitzicht op het meer. We besloten te blijven ofschoon er geen toiletten waren en de watervoorziening bestond uit een zwengelpomp. We zetten de tenten op daar de dag al aardig gevorderd was maakten het kookgerei gebruiksklaar en terwijl de vrouwen zich met het klaarmaken van het eten bezig hielden ging ik met Wim en de jongens, die na de lange rit de benen wel wilde strekken, eropuit om te kijken waar we ons moesten aanmelden. Hoe we ook zochten nergens was een aanwijzing te vinden. We liepen terug naar de tenten en besloten maar af te wachten wat er zou gebeuren. Na de maaltijd en de afwas, die in het meer gedaan werd, gingen we genietend van het uitzicht voor de tenten zitten. Het landschap werd nog verfraaid met een prachtige zonsondergang die nog net een aan de overkant van het meer rijdend stoomtreintje dat een grote rookwolk uitbraakte, verlichtte. De rustige sfeer werd echter wreed verstoord door een groot aantal muggen die vanuit de om het meer staande rietkragen een aanval op ons opende. Ik stak snel een pijp op en Rietje en Wim een sigaret het hielp vooral een paar extra wolken uit mijn pijp hield de muskieten op afstand. Zodra de zon onder was kropen we in de slaapzakken ritste de tentdeur goed dicht. De slaap kwam snel en de volgende ochtend werden Stien en ik verkwikt wakker. Wim en Rietje hadden niet zo rustige nacht gehad. De oorzaak namen we waar toen Rietje de tent uit kwam. Haar gezicht was opgezwollen van de muggenbeten en ook Willy, Jopie en Wim hadden er aardig wat op hun gezicht en ledematen. Stien, ik en de jongens waren op dat punt brandschoon gebleven. Hoe kon dat, wel onze tenten waren voorzien van een vast grondzeil en die van de Bontjes niet. De bijtgrage insecten waren met tientallen door de kieren gekropen met het reeds gemelde resultaat. We nuttigden snel een paar boterhammen en vertrokken naar het noorden. Nog een tentovernachting en dan konden we weer in een gewoon bed slapen. Op een camping bij Fontainebleau brachten we die laatste nacht door. Voor onze deur in de Paleisstraat namen we afscheid van onze reisgenoten. Een fijne vakantie zat erop. Aan de Trimboli’s en hun mede bewoners stuurde ik een paar kleurenfoto’s die ik van hen gemaakt had. Van de Bernadotti’s kregen we aardig bedankbriefje terug. Zelf hebben we geen afdrukken wel heb ik nog een 8 mm film die ik gemaakt heb en die een aardig beeld geeft van een paar mooie weken. De familie Bont is het jaar erna weer naar Orta gegaan. Wij zijn in 1960 nog een keer met de Bontjes heel luxueus in twee gehuurde volkswagens er naar toe geweest. Het was alsof we niet weggeweest waren. We werden vorstelijk ontvangen. De Italiaanse gastvrijheid ging zover dat we de nacht voor ons vertrek, in het huis konden slapen. We de auto’s vertrekklaar konden maken, en in een ruimte aan de achterkant van het huis konden parkeren. We konden de volgende ochtend dus volkomen uitgerust onze tocht naar Amsterdam beginnen. Dat was een prettig vooruitzicht. ’s Avonds werd bij de Triboli’s thuis ons komend vertrek met een borrel en een hapje gevierd.We kregen cadeaus in de vorm van pittige salami en een espresso koffiepot die gemaakt was in de fabriek waar het hoofd van het gezin, Guido, een leidende functie had. Na een zeer genoeglijke avond gingen we met nog een paar stukjes salami in de hand naar de kamer waar de kinderen al te bed lagen.Jopie werd wakker ging overeind zitten en in zijn ogen wrijvend vroeg, wat eten jullie? Zijn vader vertelde het hem en Jopie gaf te kennen dat hij wel een stukje lusten. Wim waarschuwde hem dat het nogal pittig was maar Jopie gaf geen krimp en zei: dat is lekker. Nauwelijks had hij een plakje naar binnen gewerkt of hij sprong overeind en riep wat heet water, water. Rietje schoot haar zoon te hulp en na een paar flinke slokken water was het leed geleden en kropen we onder de wol. Vroeg in de ochtend, we hadden de reiswekker op zes uur gezet, stonden we op na een kleine wasbeurt ruimde we zonder te veel geluid te maken de spullen op. Na snel een boterham genuttigd te hebben wilden we, zonder de bewoners te storen naar de auto’s. We hadden echter letterlijk buiten de waard gerekend want we stonden nog niet in de hal van het huis of een deur ging open en Guido en zijn vrouw Antoinette kwamen de hal in. Guido droeg een dienblad waarop een paar dampende kopjes koffie stonden die werden vergezeld door vier zogenaamde vingerhoedjes gevuld met grappa. We maakten, op de grappa wijzend, een afwerend gebaar maar ze verzekerde ons dat het geen gevaar kon en dat het goed was om wakker te worden. We wilden niet onvriendelijk doen en de goed bedoelde geste afwijzen. We werkten de zeer pittige koffie en de slok gedistilleerd naar binnen schudden nog wat handen stapten in de auto’s en met veel gezwaai verlieten we de gastvrije familie. De rit naar huis verliep vlot en thuis gekomen konden we terugzien op een geslaagde vakantie. We zaten weer vrij snel in het huiselijk-, school- en werkritme.

Frankrijk

Alvorens ik over dat werk iets vertel ga ik nog even door met het vakantie houden om daarna weer over mijn werk te vertellen. Het jaar dat we niet met de familie Bont zijn mee geweest, we wilden met ons eigen gezin opstap, hebben we de vakantieweken in Frankrijk doorgebracht. We wilden zoveel mogelijk de autoroutes vermijden en zouden langs de kust van België naar Normandië rijden waar we een week onze tenten zouden opslaan en vandaar verder naar Bretagne waar we nog een week zouden verblijven.. Het weer bij ons vertrek was goed. In het Belgische Vueren gebruikten we op een aan het fraaie marktplein gelegen terras, onze lunch. De zon scheen volop en de rit verliep voorspoedig., Tegen vijven passeerden we Boulogne en we besloten om op de eerste de beste behoorlijke camping die we tegen zouden komen de nacht door te gaan brengen. Bij een dorp, waarvan ik de naam niet meer weet, dat in een bosachtige streek lag vonden we zo’n camping. De twee tenten stonden binnen het half uur. Ons hapje dat bestond uit macaroni met ham en kaas was ook vrij snel gereed. Na het nuttigen ervan maakten we nog een kleine wandeling en met een voldaan gevoel kropen we vrij vroeg in de slaapzakken. We waren vroeg uit de veren en konden een uur of negen op weg gaan om via Rouaan naar de Normandische kust te rijden waar we een week wilden blijven. Waarom eerst weer landinwaarts naar Rouaan? Wel, nu we toch in de buurt waren wilden we de stad waar Jaene d’Arc veroordeeld en verbrand werd bekijken. De weergoden waren ons nog steeds goed gezind en zorgden ervoor dat we met veel interesse goedgemutst door een, voor Frankrijk historisch gezien, belangrijke streek reden. In Rouaan besteden we een paar uur aan het bekijken van de meest beroemde plekken. De oude binnenstad was de moeite waard en de kathedraal was indrukwekkend. Voldaan stapten we weer in ons vervoermiddel en reden richting zee. Bij het aan de monding van de Seine gelegen Honfleur bereikten we de kust. Op een wat hoger gelegen terrein van een tot kinderva- kantiehuis omgebouwd kasteelachtig landgoed, vonden we onder wat bomen een prima plek met uitzicht op zee. Om die te bereiken moesten we via een smal pad naar beneden. We hebben dat pad meerdere malen gelopen want de jongens wilden graag naar het strand. De temperatuur van het water viel ons wat tegen maar de zon was heerlijk. Op het terrein was een klein winkeltje waar we ’s morgens verse broodjes, kaas, worst en jam konden kopen. We hebben er een paar prettige rustige dagen doorgebracht. Het meest indrukwekkende van die week was wel ons bezoek aan de kust bij Arromanches waar, op 6 juni 1944 de vernietiging van het Duitse leger begon. Toen we daar rondliepen begrepen we pas hoe ge- durfd de operatie was geweest. Het open duinlandschap bood weinig bescherming aan de manschappen die vanaf de landingsvaartuigen door het water wadend het strand probeerden te bereiken. Hoe het geweest was konden we middels films die in het herdenkingscentrum continu werden gedraaid. Diep onder de indruk zijn we naar onze pleisterplaats terug gereden. De volgende ochtend pakte we onze spullen in en vertrokken naar Bretagne. We volgden zoveel mogelijk de kust. In het oude piratenstadje St. Malo maakten we een lange stop om er rond te kijken. De oude vestingmuren met poort, de nauwe straatjes er achter maakten de stop alleszins waard. Na het versterken van de inwendige mens gingen we verder in zuidelijke richting op zoek naar een volgende overnachtingsplek aan de kust. In de buurt van de vuurtoren in Finistère vonden we wat we zochten. Een op een plateau gelegen camping met een fraai uitzicht op de zee waar voldoende plaats was. Het dorp lag op loopafstand. De tenten stonden vlug en we besloten in het dorp te gaan eten. Ik verheugde me op een verse vis maaltijd want langs de kust is vis meestal volop zeebanket te koop. In een klein eethuisje deden we onze bestelling. Stien en de jongens namen een vleesgerecht met frites en salade en ik vroeg een gebakken schol. Mijn keuze viel goed tegen. De schol was ondermaats en niet goed gebakken. Mijn Frans was onvoldoende om mijn ontevredenheid te uiten en teleurgesteld rekende ik af. De volgende dag hebben we de Keltische overblijfselen bij Concar- neau en Quimper bezocht. Het was een leuke dag. De nacht die er op volgden was minder leuk. De wind die ’s avonds al was toegenomen veranderden in een stevige storm. Tom die zich in zijn sheltertje niet zo prettig voelden, kwam bij ons in de tent. De tentstokken bewogen en kwamen af en toe iets van de grond zodat we genoodzaakt waren ze met twee handen vast te houden. Uren hebben we zo gelegen en geen oog dicht gedaan. Tegen de ochtend zwakte de wind wat af en konden we naar buiten. Een stel fransen kwamen ook hun tent uit en begonnen direct de tent af te breken en de auto in te pakken. Ze maakten ons duidelijk dat ze via de radio de weerberichten hadden gehoord en dat de verwachtingen zo slecht waren dat het beter was om te vertrekken. We besloten om hun voorbeeld te volgen. In de korts mogelijke tijd waren we reisklaar en na nog even van het fraaie uitzicht te hebben genoten vertrokken we richting Nantes om langs de Loire verder te trekken. Landinwaarts werd het weer beter. We Viltstifttekening Bram genoten volop van de rit. De zon liet zich van zijn beste kant zien en de prachtige vergezichten waarin de rivier domineerde zorgden ervoor dat we geen spijt hadden van ons vertrek uit Bretagne. In de buurt van Saumur vonden we vlak aan het water een fraaie camping waar nog voldoende plaats was. De tenten stonden nog maar net of Tom lag al in het met balken afgebakende deel van de rivier te spartelen. Zodra de tent was ingeruimd namen Stien ik en Niels ook een bad want daar was die ochtend niets van gekomen. De watertemperatuur was heerlijk en de zon koesterde onze lijven.. Na dit opfrissertje zijn we in Saumur boodschappen gaan doen. Ook dit was een gezellige aangelegenheid. In het historische deel van het stadje waande men zich in de tijd van de Drie Musketiers. Het imposante kasteel deed dienst als ruitermuseum. Het bezoek eraan was voor ons teleurstellend. Je moest wel een deskundige zijn om je hart te kunnen ophalen. Honderden verschillende stijgbeugels, zadels, tuigen enzovoort. Een van de dingen die ons boeide was de zaal die aan Napoleon gewijd was. Een van zijn paarden in opgezette vorm, een groot aantal schilderijen en tekeningen gaven een aardig beeld van hem als militair. Na een paar dagen van luieren besloten we te vertrekken om wat stroomopwaarts nog een aantal dagen te gaan staan voor we richting huis zouden gaan. Bij het stadje Amboise vonden we, op een schiereilandje in de rivier, een fantastische plek. De jongens konden zonder gevaar naar hartelust in het water spelen. Een van de bijzonderheden van Amboise is dat Leonardo da Vinci er, op uitnodiging van Karls von Amboise, in 1506 er enige tijd heeft gewoond. Zijn verblijfplaats een, naast het kasteel staand, kasteelachtig huis staat er noch en is de moeite van het bezichtigen waard. We hebben er leuke dagen gehad. Om ons op de terug weg naar huis niet te veel te vermoeien met een hele lange rit, hadden we er drie dagen voor uitgetrokken. Een via Orleans naar Fontainebleau waar we een dag zouden blijven om Parijs nog even aan te doen en nog een dag voor de rit naar Amsterdam.