ONBEKEND NEDERLAND

De uitgeverij van de AP wilde als bijzonder uitgave bij de ARBO-reeks* een speciaal boek uitgeven over de minder bekende gebieden in Nederland. Evert Zandstra een auteur die al meerdere titels bij de AP op zijn naam had staan, zou de tekst leveren en aan mij werd gevraagd om daar de foto-illustraties bij te maken. Het leek mij erg leuk om te doen maar ik zag wel een beetje op tegen het een aantal dagen optrekken met een man die ik totaal niet kende. Het eerste contact dat bij Zandstra thuis in Bennekom bij Wageningen plaats vond, viel echter ontzettend mee. Al vrij snel was het Evert en Bram. Hij begon met wat over zijn eigen levensloop te vertellen waardoor ik kwam te weten dat hij, wat ik door zijn naam al vermoede, van Friese afkomst was en dat hij onderwijzer was geweest. Uit zijn verhaal kwam verder naar voren dat hij een bewonderaar van Domela Nieuwenhuis was wat bij mij een gevoelig snaar raakte want ook ik waardeer zeer hetgeen de voormalige Lutherse dominee voor de arbeidende klasse heeft gedaan. Nadat ik mijn achtergronden had verteld gingen we over naar het onderwerp dat mij bij hem gebracht had, Onbekend Nederland. Aan de hand van een opzet die Evert gemaakt had maakten we een planning. We waren, gezien de korte tijd die wij hadden om het werk te doen, genoodzaakt om snel te werken. Dat was jammer want bij het maken van buitenopnames zijn de weersomstandigheden van groot belang. Je moet, als de lichtomstandigheden of moment van de dag zo zijn dat er geen goede opname gemaakt kan worden, voor een tweede of desnoods voor een derde maal terug kunnen keren om de foto te maken. Ik was echter gebonden aan de verschijningsdatum van de Arbo-reeks en had dus weinig speling. Er staan in het boek dan ook foto’s die als ze op een ander tijdstip waren genomen beslist beter waren geweest. Los daarvan heb ik echter verspreid over 1958 een aantal zeer prettige en leerzame dagen op verschillende plaatsen in Nederland met Zandstra doorgebracht. Het zou te ver voeren om alle trips te omschrijven maar om een indruk te geven pik ik er een paar uit. Ik begin bij ons bezoek aan de Grote Otterskooi bij het Giethoornse meer. Giethoorn dat over- bekende toeristenplaatsje is dat nu zo onbekend zult u zeggen, maar ik kan u verzekeren dat alleen zeer geïnteresseerde natuurliefhebbers er een bezoek brengen. De aan de Tijssengracht in Giethoorn wonende toenmalige kooiker S. Klaver was onze gids Voor de beschrijving van de sfeer die onze tocht uitademden, laat ik Evert aan het woord want hij kan het als schrijver natuurlijk veel beter dan ik. Ik moet proberen het met mijn camera weer te geven.

(…) We dwalen verder Een fantastisch brok oerwoud strekt zich voor ons uit. Knoestige eiken wringen zich uit de zwarte aarde omhoog naast slanke essen en zware elzen, groen bemost en met gebarsten schors. Overal wuiven wilde wilgen pruiken tussen stervende berken en jonge vuilbomen en vlieren. Alles is behangen met kamperfoelieslingers van tientallen meters lengte. Nergens de kale bodem – overal varens, springzaad. Een spits driehoekje, in tweeën gespleten, tekent zich af op het pad: hier is een ree gepasseerd, kijk daar heeft hij een wilg geveegd! De reeënstand breidt zich uit.In de winter vind de zeearend het moerasbos van de kooi een gunstige verblijfplaats. Dan komt de slechtvalk er jagen op het gevogelte. Langs de waterkant goudgele irissen, wuivende zegge, varens van prachtig kantwerk. Oergeluiden schrikken ons op uit onze overpeinzingen. We naderen de reigerskolonie.(….)

image111 image113 image112


 

De Grote Otterskooi Een van de vele reigers De kooiker S. Klaver

De trip naar het verdronken land van Saaftingen in Zeeuws Vlaanderen riep bij mij weer herinneringen aan de Februariramp van 1953 waarbij een aantal dorpen van de kaart werden gevaagd. Bijna vier eeuwen (1574) geleden werden bij een overstroming de dorpen Saaftingen, Merlemont en Namen door het water opgeslokt. Het was de zesde overstroming sinds 1370. De bewoners waren het beu om iedere keer de dijken te dichten en op te hogen. Men vertrok uit het rampgebied en liet de zee, de zee. Diezelfde zee zorgde er echter voor dat het door haar verzwolgen land langzaam maar zeker terugkeerden Laagje voor laagje slib bleef gedurende vier eeuwen na iedere vloed achter en schiep een drie duizend hectare groot onvoorstelbaar mooi natuurgebied dat enig in Europa is. Als men er wil gaan wandelen maar de weg en de getijden niet kent is het raadzaam om een gids mee te nemen want men kan er gemakkelijk verdwalen of door het water, dat bij vloed nog steeds grote stukken overspoeld, worden overvallen. Wij werden op onze tocht vergezeld door de adjudant van de rijkspolitie en groot natuurvriend: F. van der Zanden uit Kloosterzande. Hij vertelt ons dat in het voorjaar de schorren in het verleden een ware bloementuin waren die langzaam wordt overwoekerd door Engels slijkgras, een op riet lijkende plant die een meter hoog kan worden. Dat is jammer want de speciale schorrenplanten zoals de eetbare zeekraal en lamsoor zijn steeds minder te vinden. Het lamsoor is te vergelijken met spinazie maar heeft een zilte smaak en wordt wel als delicatesse in dure restaurants geserveerd. Dat Engels slijkgras is ook niet zo goed voor de schapen die hier het hele jaar door grazen. Het is erg zout Van der Zanden demonstreert dat door met zijn nagel een blad af te schrapen en ons zijn met zoutkristallen overdekte nagel te laten zien. De beesten krijgen er een enorme dorst van. We willen wel wat meer over de schapen weten. Volgens de adjudant kunnen we dan het beste de twee herders opzoeken die met hun honden de twee kudden bewaken. We lopen richting schaapskooien die in de verte boven de begroeiing uitsteken. We lopen over een verlaten vlakte. Het ritselend geluid van de door de wind bewogen bladeren van het slijkgras is het enige dat we waarnemen. Ik laat de schrijver aan het woord.

(….) Eenzaam blijft het hier echter, ook ondanks de in de verte voorbijvarende schepen: ze zijn even onbereikbaar als de overzeilende wolken. Twee herders trekken rond met hun kudden. Zij dragen de verantwoordelijkheid voor de tweehonderd tot tweehonderd vijftig schapen. Dat is in dit Verdronken Land geen taak die men, als voorheen op de Drentse hei, al kousenbreiend af kan doen. Men moet altijd op zijn qui-vive zijn. (….)

(….)Eenzaam is het hier in de duistere dagen van voor- en najaar, als de storm de Schelde opzweept tot een zee. Eenzamer nog in de winter. Want de kudden vertoeven hier het hele jaar. Tegenwoordig gaan de beiden herders ’s nachts naar huis. Maar Omer Stevendaal, een van hen, is hier vóór zijn huwelijk twintig jaar aaneen dag en nacht op het verdronken Land gebleven. ’s Nachts bij zijn schapen, die in de achterste kooi rustten, in de hut die tegen de kooi is aangebouwd. De dichts bij gelegen plaats was Bath – aan de overkant van de Schelde, op Zuid-Beveland. Een eenzamer man ken ik niet.(….)

  image114 image115

(….)De hele dag dwaalt de herder met zijn kudde over de schorren, die bonte en vruchtbare weideplaats voor het schaap. Zij bereiden hun voedsel in de hut die tegen de kooi is gebouwd. Daar staat ook een bed, voor het geval dat zij niet tijdig terug naar huis kunnen keren. Want bedank het wel: mens en dier vertoeven op de open schorren, waar de zee vrij spel heeft. De kooien zijn gebouwd op kleine terpen. Ze zijn stevig gemaakt en kunnen wel een stootje verdragen. (….)

image116 image117 image118 image119


We bezochten over heel Nederland verspreid vierentwintig gebieden. We waren in Moddergat aan de Waddenzee. Een klein vissersdorp waarvan in 1883 17 schepen en de 83 koppige bemanning, door een storm overvallen, niet meer van zee terugkeerden. We waren op het eilandje Griend waar gedurende de broeden trekseizoenen twee vogelwachters de gevleugelde bewoners behoeden voor ongewenst bezoek. We brachten een bezoek aan de Angorahoeve op de Oude Buise heide waar de dichteres Henriëtte Roland Holst heeft gewoond. De woonplaats van de dichter Herman Gorter in de Verbrande Pan in de duinen bij Bergen werd ook bekeken. In alle provincies hebben we rond gekeken. Het eind resultaat was het boek met 100 door mij gemaakte foto’s dat in 1959 is verschenen en waar ruim 20.000 exemplaren van werden verkocht. Ik ben er trots op en heb er veel mooie herinneringen aan overgehouden. Behoudens dat is mijn samenwerking met Zandstra ook erg leerzaam geweest. Evert was, hij is een aantal jaren geleden overleden, een man die het vermogen had om zijn kennis op een prettige manier op andere over te brengen. Ik heb er nog steeds profijt van.