Tegen eind september kreeg ik samen met de verslaggever Louis Velleman van de hoofdredactie de opdracht om in het kader van een hulpactie voor vluchtelingen een aantal vluchtelingenkampen in Zuid-Oost Europa te bezoeken. De landelijke geldinzameling werd onder auspiciën van de Unesco onder de titel ‘Éen uur voor een toekomst’ opgezet. Dit betekende dat aan de werkende bevolking gevraagd werd om in oktober een uur loon ten behoeve van de vluchtelingen af te staan. De werkgevers zegde toe om het eind bedrag te verdubbelen. De landelijke en de regionale dagbladen werd om medewerking gevraagd en om de actie kracht bij te zetten organiseerde de Unesco een bezoek aan een aantal kampen. Alle dagbladen zegden hun hulp toe en stelden één verslaggever beschikbaar. Om de kosten zo laag mogelijk te houden wilde de Unesco maar één fotograaf meenemen die dan voor alle kranten zou moeten werken. Onze krant was bereid om een van haar fotografen voor dat doel af te staan. De hoofdredacties van de meewerkende bladen accepteerde het aanbod en ik was de gelukkige die de opdracht kreeg. Het betekende wel dat ik weer een paar weken van huis zou zijn maar Stien vond, net als bij de KSG-reis, dat ik het doen moest. In de tweede helft van september, de juiste datum weet ik niet meer, vertrokkenen we met de groep waarvan ik me alleen nog een paar namen herinner. Jo de Rooij van het Algemeen Handelsblad, Fred Thomassen van de Tijd, iemand van de Nederlands Provinciale Dagbladen (NDP), de reeds genoemde HVV-verslaggever Louis Vellenman en de radio verslaggever Jan de Troije van de VARA. We vertrokken in de middag met De ‘Prinses Margriet’, een DC-6 van de KLM, naar Athene. Het was prachtig vliegweer. De gezagvoerder vond het zelfs zeer bijzonder want toen we boven de Zwitserse alpen kwamen maakte hij een extra rondje boven de van uit de lucht duidelijk zichtbare Mont Blanc. Volgens de piloot kwam het zelden voor dat de berg van zo’n grote hoogte zo duidelijk zichtbaar was. We genoten. Louis echter uitte zijn uit angst voortgekomen ongenoegen. Hij vond het onverantwoord en gaf te kennen dat hij bij de KLM directie zou gaan protesteren. De rest van de groep lachte hem uit en wisten hem te bewegen om van zijn voornemen af te zien. In het begin van de avond bereikte we Athene. Van uit de lucht gezien gaf deze historische stad een fantastisch aanblik. In zijn eerste stuk voor de krant beschrijft Louis onze aankomst in Athene en onze ervaringen van een dag erna. We maakten toen kennis met de armoede in de stad en de verschrikkingen van de vluchtelingen kampen Zijn impressie is de moeite van het vermelden waard.

Beneden ons lag het gebied van Athene-Pireaeus, de tweeling stad. Een sprookje van dansende lichten in een tropennacht tegen de donkerblauwe wazigheid van de Golf van Egina. Het gaf een illusie van ongekende rijkdom, die voortduurde tijdens de rit naar de stad. Een brede boulevard langs de zee. Een weg met twee dubbele rijbanen. Toen Athene. Stralende neonreclames, flanerende mensen, ontelbare cafés met terrassen, flarden van moderne dansmuziek. Te slotte: het comfort van een modern hotel. Het leek groots.

Om een indruk van de kampbezoeken te geven laat ik hier een paar publicaties volgen De eerste is uit Het Vrije Volk. Daarna volgen er twee uit het damesblad Margriet de foto’s zijn alle op een na van mijn hand. Ook het Handels blad en De Tijd gebruikte mijn foto’s.

image027 image028 image032 image033

image029 image030

image035

image034 image031

image036

Margriet koos uit mijn collectie, foto’s van kinderen die zij onder de kop: ’Het Kind zonder land’ publiceerde. In de achtergrond op de foto van het zittende jongetje, links onder, zijn Louis en ik op weg naar de ingang van een kindertehuis waar achtergelaten kinderen van naar Amerika geëmigreerde ouders waren ondergebracht. De opname is gemaakt door de redactiechauffeur Wim Bont, die graag fotograaf wilde worden en die ik bij zijn streven van harte behulpzaam was. Hij reed ons, na onze terugkeer uit Griekenland, naar het door de Nederlander Tom Mutters beheerde, in Duitsland staande tehuis. Een verhaal daarover werd zowel in onze krant als in het weekblad Margriet gepubliceerd.

image037 image039


Het verhaal trok de bijzondere aandacht van de vrouw van de toenmalige ministerpresident Willem Drees. Zij werd getroffen door de geschiedenis van het zeventien jarige meisje Nadia Serha uit Joegoslavië, haar ouders waren ook naar het land van de onbegrensde mogelijkheden geëmigreerd Hun dochter Nadia was lichtelijk geestelijk gehandicapt en werd in de nieuwe wereld niet toegelaten. Zij kwam bij Tom Muters terecht die ontdekte dat zij graag hielp bij het verzorgen van de kleintjes en nam haar op in de ploeg medewerkers. Hij gaf haar les in lezen en schrijven.

De vrouw van ministerpresident Drees, nam kennis van het verhaal en raakte getroffen door Nadia’s lot en ging aan het werk om haar naar haar ouders in Amerika te krijgen. Na een paar maanden van intensief telefoon- en briefverkeer werd haar inzet beloond en kon Nadia naar haar familie vertrekken. De Margrietredactie werd door mevrouw Drees op de hoogte gesteld en vroeg hen de maker van de foto’s, die zo’n grote indruk op haar gemaakt hadden, van het resultaat op hoogte te stellen. Via de telefoon werd de boodschap aan mij overgebracht. Ik was blij met het compliment maar meer nog met dat wat mijn foto’s hadden veroorzaakt. De reportages verschenen niet alleen in het damesblad.

Ook, het eveneens door de Geïllustreerde Pers uitgegeven blad Revue gaf onder de kop, ‘ONS UUR WAS NIET TE DUUR’, in het nummer van 6 november 1954 ac’te de présen’ce met vijf pagina’s waarvan ik er hier vier weergeef. De foto’s die er in verwerkt zijn, zijn van mijn hand. Het aantal publicaties waarin mijn foto’s werden gebruikt overziend, kan ik zeggen dat de reis dik zijn nut heeft bewezen. Het gaf een lekker gevoel. Behalve ons bezoek aan de kampen maakten Louis en ik, met steun van de Unesco, ook noch verhalen over vluchtelingen die op eigen houtje hun geboorteland hadden verlaten en zich in Rome en Parijs gevestigd hadden. In Rome praten we met verschillende mensen.


Om een indruk te geven van hun bestaan licht ik er drie uit de eerste is de Yoegoslavische journalist Milan Banic. Hij was van 1935 tot 1938 lid van het Zuidslavische parlement en bezat een eigen krant. In 1944 vluchtte hij voor het Rode leger naar Italië. Hij spreekt bijna alle midden Europese talen en zijn vaste overtuiging is: ‘dat de strijd tussen de twee werelden eens beslist zal worden, maar niet door de wapenen maar door de geest’. Een tegenvaller was wel dat hij openlijk zijn vak niet kon uitoefenen want het was voor vluchtelingen verboden om in Italië journalistiek werk te doen. Hoe kwam hij dan aan de kost? Wel, zijn stukken die hij over de politiek in Centraal Europa schreef gaf hij aan een Italiaanse journalist die ze dan onder zijn naam aan de kranten leverden Van het hono- rarium dat hij er voor ontving, gaf hij een deel aan Milan. De andere vluchteling die ik de revue laat passeren is de piloot Karic Branislav. Op 2 augustus 1954 stapte hij in zijn Yoegoslavische MIG en in plaats van zijn opdracht uit te voeren vloog hij naar Bari in Italië. Zodra hij uit het toestel klimt wordt hij gearresteerd en vele malen intensief verhoort. Daarna wordt hij in een pension geplaatst. Wat hij echter niet weet dat hij permanent bewaakt wordt. Behalve eten krijgt hij niets zelfs geen geld. Karic had zich de ‘vrijheid’ anders voorgesteld. Een Roemeense rechter die we in Parijs ontmoetten, laat ik straks aan het woord. Want het lijkt me beter om mijn verblijf in Rome af te ronden want buiten de vluchtelingen heb ik ook in de stad zelf nog wat gewerkt. Als Louis mensen van diverse organisatie die zich met vluchtelingen bezig hielden ging bezoeken, trok ik er met mijn camera op uit om wat foto’s voor het archief te maken. Ik bofte want het was stralend weer. Wat mij tijdens mijn toeristische wandelingen het meest heeft getroffen was het plein voor de St. Pieter. Niet dat het Colosseum, de triomfboog van Titus en al die andere historische overblijfselen geen indruk maakten, maar het immens grote plein met de twee gebogen zuilengalerijen die het plein als het ware omarmen en waar tussen taferelen uit het dagelijks leven zich afspeelden, waren een lust voor mijn fotografen oog.

Van de opnames die ik er maakte stelde ik een reportage samen en bood die de redactie van de Revue aan. Ze vonden het een leuke serie. Hoewel ze pas in het nieuwe jaar ruimte hadden om hem te plaatsen, kochten ze haar toch. Waar ik fotografisch gezien ook mijn hart aan kon ophalen, was de levendige handel in straten en op markten. Een paar van de meest geslaagde opnames uit de beide onderwerpen (althans volgens mij) laat ik hier zien. Daarna sluit ik mijn vluchtelingenverhaal af met een korte weergave van de Parijse interviews om vervolgen weer verder te gaan met mijn andere herinneringen.

 

De eerste is een gewezen rechter van instructie en lid van de Hoge raad en het Hof van Casatie uit Boekarest. Emanual Hagi-Anton vond dat hij zijn vrije advocatenberoep niet naar behoren kon uit- oefenen en verliet in november 1947 Roemenië. Ging eerst na Rome om vandaar naar Parijs te gaan Waar hij zich op een hotelkamer in de Rue de Caulaincourt vestigde. Hij kreeg onmiddellijk asiel- recht en een werkvergunning voor alle beroepen. Ondanks al die faciliteiten bracht hij het niet verder dan vertegenwoordiger van benzine en motor olie. De vrije wereld zat niet te wachten op Emanual. Toen wij hem spraken was hij een ontgoochelde werkloze man op leeftijd. Anders verging het een in 1950 gevluchte Russische ballerina die van de Franse autoriteiten ook alle hulp kreeg. Zij opende een balletstudio en op het moment van ons bezoek floreerde hij aardig. Zij was dik tevreden met haar lot. Met het bezoek aan Parijs sloten wij onze vluchtelingen reportages af. Voor mij zat er aan deze reportages, in de vorm van tentoonstellingen, nog een vervolg vast. We onderhielden goede contacten met de eigenaar van het studentenrestaurant ‘ Cave International’ op de Herengracht, Jan May. Tijdens een van de vele gesprekken die ik met hem had stelde ik voor om in zijn etablissement fototentoonstellingen te houden. Jan voelde er wel iets voor en we besloten dat ik, bij wijze van experiment, een aantal foto’s van mijn laatste reizen zou vergroten en aan zijn wanden zou ophangen. De tentoonstelling viel in de smaak bij de bezoekers en bezorgde de Cave aardig wat publiciteit. Een ander succesje had ik aan het eind van het jaar. Een aantal foto’s uit de KSG en de vluchtelingenreportage’s stuurde ik in voor de Kerstsalon van de Amsterdamse Amateurfotografen Vereniging de AAFV. Aan deze jaarlijkse tentoonstelling konden vak- zowel als amateurfotografen inzenden. Mijn inzending werd bekroond met een bronzen medaille en kreeg aandacht in verschillende kranten. Het gaf de toch al gezellige decemberfeestdagen een extra glansje.